Vlak voor de kerst zijn er twee berichten over content die meer aandacht verdienen. De Nederlandse pers meldt dat TMG meer aandacht zal gaan schenken aan de hoofdmerken en minder aan de digitale titels. In Duitsland zorgde het bericht dat Springer linkt naar de portal T-Online voor verbazing.
Dat TMG het lastig vindt geld te verdienen aan sites is een raar verhaal als je kijkt met hoeveel ophef in het verleden acquisities op dat vlak zijn aangekondigd en verdedigd. Voor velen met echt verstand van de online business was echter altijd al duidelijk dat dit slechts heel lastig een kloppend verhaal zou kunnen worden. De cultuur van de print uitgever en de onliners was te verschillend.
Op het eerste gezicht lijkt daardoor het bericht uit Duitsland een compleet ander signaal af te geven. Springer zou, aldus WiWo, de best bezochte portal van het land T-Online van DT willen overnemen. T-Online was ooit de naam voor de internet activiteiten van een zelfstandige entiteit. Na alle missers die de telecomsector heeft gemaakt is de beursgenoteerde onderneming na slechts zes jaar weer van de beurs gehaald en volledig door het moederconcert opgeslokt. De naam staat sindsdien voor een portal die met 374 miljoen visitors per maand de grootste is en daarbij geldt als een echt doorgeefluik van veel lokale content. Logisch dus dat Springer deze springplank wil overnemen en integreren om de eigen titels te versterken. Dat daarnaast deze overname Springer goed uitkomt in de strijd tegen Google spreekt boekdelen.
Wat beide berichten gemeen hebben is dat ze aantonen dat anno 2014 de omgang met digitale content flink is veranderd sinds genoemde websites werden gestart. Websites voor een breed publiek of voor specifieke doelgroepen commercieel verantwoord exploiteren was altijd al een uitdaging, nu is er concurrentie door zoekmachines en social media met mondiaal bereik. Content is nog steeds belangrijk, onmisbaar zelfs, maar of het nog steeds king is? Ik waag dat te betwijfelen.